De eerste keer dat ik dronken was, was ik twee jaar oud. Ik was op vakantie in Frankrijk, en mijn ouders hadden mij ’s nachts wakker gemaakt om oud & nieuw te vieren.
Natuurlijk gaven zij mij deze alcohol niet bewust. Maar wél lieten zij mij even alleen in de huiskamer toen buiten het vuurwerk ontplofte. Binnen klokte ik, als dorstige peuter, het ene champagneglas na het andere leeg. En de rest van de avond had men te maken met een hyperactief kind dat de eerstvolgende uren niet in bed te krijgen was.
Ik houd nog steeds erg veel van champagne trouwens.
Ik houd ook heel erg van malaga-ijs. Dat is dat ijs waarin rozijntjes zitten die in rum zijn geweekt. Deze liefde is vermoedelijk ontstaan door de aanwezigheid van ‘boerenjongens’ naast het bed van mijn ouders. ‘Boerenjongens’ zijn rozijntjes ingelegd in brandewijn; een delicatesse die gemaakt werd voor de geboorte van een zoon.
Maar mijn ouders kregen geen zoon. Zij kregen dochters.
En dus kreeg de kraamvisite in ons ouderlijk huis ‘boerenmeiden’ geserveerd als stevig alternatief voor de beschuit met muisjes. Liters van deze abrikozen op brandewijn werden in ons huis geserveerd. Maar de potten met boerenjongens werden (in eerste instantie) niet aangebroken.
Totdat ik ze ontdekte.
Mijn ouders hadden er geen benul van dat ik rond mijn zesde voor het eerst die heerlijkheden naast mijn ouders bed proefde. En ik vervolgens regelmatig hun slaapkamer insloop met een grote lepel om de rozijntjes uit deze grote potten te snoepen. Deze rozijnen waren immers véél lekkerder dan die rozijntjes uit zo’n klein rood doosje!
Kortom: vóór mijn tiende levensjaar had ik al de nodige alcohol tot mij genomen. Soms vraag ik mij af wat er van mij geworden zou zijn als dit niet was gebeurd. Maar vaak vergeet ik halverwege waar ik ook al weer over aan het nadenken was.
Goed. Het thema van vandaag is dus drank. Dat was ik niet vergeten. En om niet een héél verkeerd beeld van mijzelf hier te schetsen (en van mijn ouders) heb ik mij verder in mijn jeugd en daarna wel koest gehouden hoor!
Jullie krijgen van mij een heerlijk recept van konijnenragout. Met heel veel rode wijn. Als ik in Italië ben, maak ik het met een heel konijn. Maar die kun je in Nederland moeilijk krijgen. Konijnenbout dus.
Konijnragout in rode wijn (4 personen).
Dat klinkt als een winters recept, maar dat is het niet. Tenminste niet als je het in de zomer eet. Heerlijk met pappardelle (dikke lint-pasta) en een eenvoudige groene salade.
· 1 konijnenbout
· 50 gram pancetta (vleeswaren), fijngesneden
· 1 witte ui, gesnipperd
· 3 tenen knoflook, in dunne plakjes
· 1 blik gepelde tomaten (400 gram)
· 300 ml tot 3/4 fles Chianti classico (=wijn)
· Platte peterselie, klein bosje fijngehakt, hoeveelheid naar smaak
· Parmezaanse kaas, geraspt, hoeveelheid naar smaak
1. Bak de knoflook , de ui en de pancetta in een grote braadslede. Voeg dan de konijnenbout toe.
2. Bak de bout aan alle kanten bruin. Voeg dan de wijn (begin met 300 ml.) en de tomaten toe.
3. Laat dit op zacht vuur pruttelen. Let op dat het niet droog kookt, voeg eventueel nog wat wijn (of water) toe voor de zekerheid.
4. Het duurt best lang voordat konijn gaar is. Reken op tenminste 50 minuten. Het konijn is gaar als het vlees van het bot valt.
5. Haal het vlees uit de pan en gebruik twee vorken om het vlees uit elkaar te trekken.
6. Gooi het vlees terug in de pan, en laat het eventueel nog wat verder inkoken.
7. Proef en controleer of je peper en zout moet toevoegen. Ik voeg altijd wat peperoncino toe (chilipepertjes), want daar ben ik aan verslaafd.
8. Serveer met de pappardelle, en garneer met de parmezaan en fijngehakte peterselie naar smaak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten